Medicijnenallergie
en andere reacties op medicijnen: loopt u een risico?
Naar aanleiding van het stijgende aantal contacten met patiënten die allergisch reageren op medicijnen of aanverwante stoffen willen we in deze uitgave aandacht besteden aan medicijnallergie.
We trachten hier licht te werpen op:
Introductie
Hoewel allergische reacties op medicijnen gemeld worden door veel
patiënten, blijft in veel gevallen de ware oorzaak onbepaald. Om meer duidelijkheid te geven over deze reacties op medicijnen, worden onbedoelde reacties door medicijnen vaak op de volgende
manier gecategoriseerd:
medicijnintolerantie: een voorspelbaar effect bij lage therapeutische doses ten gevolge van het onbedoeld reageren op het medicijn door het lichaam.
idiosyncratische medicijnreactie, (d.i. een reactie op een medicijn dat persoongebonden is en alle bekende oorzaken uitgesloten zijn) en
immunologische medicijnreactie (ook wel genoemd medicijnallergie)-ten gevolge van een medicijnspecifieke immuunreactie.
Voorbeelden van voorgenoemde categorieën staan hieronder:
Medicijn Intolerantie - Oorsuizing na een enkel ASA tablet
Idiosyncrasie - G6PD (een enzym) deficiëntie: bloedarmoede na antioxidant medicatie
Immunologische medicijn reactie Anafylaxis door B lactam antibioticum
Om duidelijkheid te verschaffen in de complexiteit bij onbedoelde reacties op medicijnen zal ik eerst ingaan op wat een medicijn is en wat bijwerkingen zijn.
Een geneesmiddel (ook farmacon (zie kader) of medicijn) is een chemische stof die een bepaalde, gewenste werking op het (dierlijk of menselijk) lichaam uitoefent. De wetenschap van de geneesmiddelen heet farmacologie of geneesmiddelenleer. Het voorschrijven van geneesmiddelen wordt ook wel farmacotherapie of geneesmiddelentherapie genoemd. Veel geneesmiddelen hebben een plantaardige, dierlijke of andere biologische oorsprong zoals respectievelijk de alkaloïden, bepaalde insulines of penicillinen, maar het meeste worden tegenwoordig synthetisch gemaakt.
In de Europese richtlijn (2001/83/EG) wordt volgende definitie gegeven: "Geneesmiddel: elke enkelvoudige of samengestelde substantie, aangediend als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen met betrekking tot ziekten bij de mens of elke enkelvoudige of samengestelde substantie die bij de mens kan worden gebruikt of aan de mens kan worden toegediend om hetzij fysiologische functies te herstellen, te verbeteren of te wijzigen door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen, hetzij om een medische diagnose te stellen” (nieuwe definitie ingevoerd door de Europese richtlijn 2004/27/EG van 31 maart 2004)
Volgens deze wettelijke definitie hoeft een geneesmiddel dus niet altijd te genezen.
De volgende middelen vallen onder de definitie van geneesmiddel:
De meeste allergische reacties en niet-allergische reacties op medicijnen zijn mild, maar soms kan de reactie (zeer) ernstig zijn. Medicijnallergie komt voort uit het afweersysteem, maar niet-allergische reacties op medicijnen kunnen een veelheid aan oorzaken hebben, inclusief de bedoelde actie door dat medicijn.
|
Medicijnallergie |
Andere onbedoelde reacties |
|
Typische reacties en symptomen (mild) |
huiduitslag
|
Misselijkheid, overgeven, diaree |
|
Typische reacties en symptomen (matig tot ernstig) |
Zwellingen van het gezicht; |
Abnormale bloedingen
|
Elk medicijn kan bijwerkingen veroorzaken. Een medicijn dat je gebruikt om één klacht of symptoom te verlichten kan onopzettelijk nieuwe symptomen ergens anders in het lichaam veroorzaken. De tabel laat enige verschillen zien tussen medicijnallergie en andere onbedoelde reacties op een medicijn.
De meest voorkomende klachten bij een medicijnallergie zijn huidreacties, variërend van milde huiduitslag tot vlammend rode plekken met galbulten. De meer ernstige reacties veroorzaken gezichtszwellingen, ademnood of duizeligheid. En sporadisch kan er anafylaxis, waarbij de bloeddruk snel kan dalen en de keel snel kan zwellen zodat de luchtweg afgesloten wordt, optreden.
In tegenstelling tot een allergische reactie zijn bijwerkingen niet gerelateerd aan het immuunsysteem – ze
worden veroorzaakt door de algemene werking op de verschillende lichaamsorganen. Bijvoorbeeld, een neusspray tegen verstopping werkt omdat het de capillaire vaten in de neus samentrekt; hierdoor
wordt de zwelling minder en opent de luchtweg. Maar een ongewenste bijwerking is dat het ook de capillaire vaten in het hele lichaam samentrekt, hierdoor is het mogelijk dat een versnelde
hartslag, hoofdpijn en duizeligheid optreden.
Een neusontstopper is dus niet specifiek genoeg voor één deel van het lichaam of voor één enkele werking –
dit betekent dat bijna iedereen bijwerkingen kunnen krijgen. Dit heeft niets te maken met dat het afweersysteem van die persoon gesensibiliseerd is voor dat medicijn.
Wat is een BIJWERKING
Bijwerkingen of niet-allergische reacties op medicijnen en allergische reacties op medicijnen zijn verschillend. Weten wat het verschil hiertussen is kan je leven redden.
Allereerst wordt in gegaan op bijwerkingen, vervolgens op allergische reacties.
In de definitie van de WHO is een bijwerking “iedere schadelijke, niet bedoelde werking van een geneesmiddel dat
in de gebruikelijke dosering is toegediend voor de preventie, diagnose of behandeling van een ziekte of aandoening”.
Bij het optreden van een bijwerking speelt niet alleen de farmacologische werking van het geneesmiddel een rol, maar ook de zogenaamde patiëntgebonden factoren. Een bijwerking is pas een
bijwerking als het voor de patiënt een onbedoeld en ongunstig effect is. Zo zijn bijwerkingen van sommige middelen na verloop van tijd een nieuwe indicatie geworden, een voorbeeld hiervan is
stollingsremming door acetylsalicylzuur.
Om in grote lijnen een onderscheid te maken in de verschillende typen bijwerkingen kan de A / B indeling worden gebruikt (zie hierboven). Vaak blijkt echter dat de eigenschappen van het
geneesmiddel en de eigenschappen van de patiënt beide een grote rol spelen.
Een voorbeeld van een farmacologisch verklaarbare bijwerking zijn hartkloppingen bij beta-sympaticomimetica.
Patiëntgebonden factoren zijn onder andere het (erfelijk bepaalde) vermogen om een geneesmiddel goed of minder goed te kunnen metaboliseren (zie kader), onderliggende infectieziekten en de
nierfunctie.
In het onderstaande overzicht staan de belangrijkste kenmerken van de verschillende typen bijwerkingen:
Type-A-bijwerkingen, ofwel geneesmiddel gerelateerd
Deze hebben de volgende kenmerken:
Bijwerking is herleidbaar tot het farmacologische effect van het geneesmiddel
Bijwerking is dosisafhankelijk
Bijwerking is in experimenteel onderzoek reproduceerbaar
Incidentie is relatief hoog (>1%)
Bijwerking wordt meestal al gezien in preregistratie studies
Tijdsrelatie is suggestief
Een voorbeeld van een type-A-bijwerking is bloedingen bij acetylsalicylzuur.
Bijwerking is ernstig
Bijwerking is niet herleidbaar tot farmacologisch effect van het geneesmiddel
Bijwerking is daarom niet dosisafhankelijk
Bijwerking is meestal niet reproduceerbaar bij andere patiënten
Incidentie (en achtergrondfrequentie) is relatief laag
Bijwerking wordt meestal pas ontdekt in post marketing surveillance
Tijdsrelatie en mechanisme is onzeker
Een voorbeeld van een type-B-bijwerking is het Stevens Johnson Syndroom.(zie uitleg verder op in de tekst)
Toezicht op medicijnen.
Voordat geneesmiddelen
op de markt komen, worden de werkzaamheid en de schadelijkheid uitgebreid onderzocht. Het aantal patiënten dat bij deze studies is betrokken is, bedraagt meestal niet meer dan enkele duizenden.
Daar staat tegenover dat een geneesmiddel dat wereldwijd op de markt wordt gebracht in de loop der jaren door tientallen miljoenen patiënten zal worden gebruikt. Zeldzame, patiëntgerelateerde
bijwerkingen komen dus pas na het op de markt brengen aan het licht. Het bewaken en analyseren van deze nog onbekende bijwerkingen wordt internationaal farmacovigilantie genoemd. Hierbij wordt
aan artsen en apothekers de mogelijkheid geboden om hun vermoedens van een bijwerking te melden op één centraal punt. In Nederland is dat Lareb. Op deze manier is het mogelijk om in korte tijd
nieuwe, potentieel gevaarlijke bijwerkingen op te sporen en te bewaken. Vervolgens kan gericht farmaco-epidemiologisch vervolgonderzoek plaatsvinden om bijvoorbeeld incidentiecijfers vast te
stellen.
Vaccins worden algemeen gerekend tot de meest kosteneffectieve gezondheidszorginterventies. Naast het belang van
individuele bescherming kan immuniteit door vaccinaties ook een meer algemeen of zelfs nationaal volksgezondheidsbelang dienen.
Vaccins zijn geneesmiddelen met een bijzondere plaats binnen de gezondheidszorg:
Vaccins worden uitsluitend door professionals (artsen of verpleegkundigen) toegediend.
Vaccins worden meestal aan gezonde personen toegediend.
Vaccins behoren tot de weinige geneesmiddelen die - ook in het verleden - vrijwel altijd bij kinderen worden getest.
Vaccinbijwerkingen kunnen afwijken van bijwerkingen van andere geneesmiddelen.
Omdat vaccins voornamelijk aan gezonde personen worden toegediend, merk je niet direct dat je er beter van wordt, zoals wel het geval is bij het verdwijnen van koorts na inname van een antibioticum of van een pijnstiller. In de “kosten - baten” afweging (van de ouders) van de gevaccineerde zijn de “baten” meestal niet of niet direct waarneembaar. Terwijl de “kosten” in de vorm van bijwerkingen vaak al binnen enige uren na toediening optreden.
Lareb heeft de kennis en ervaring in huis om bijwerkingen van deze bijzondere groep geneesmiddelen te beoordelen. Zo werd Lareb aangezocht om op projectbasis de vaccinbijwerkingen van de “Landelijke vaccinatiecampagne hepatitis B risicogroepen” te registreren. Daarnaast is er een wederzijdse uitwisseling van gegevens met het RIVM betreffende ernstige bijwerkingen van vaccins die aan kinderen werden toegediend in het Rijksvaccinatieprogramma.