BIG (Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg)
 

Doelen van de wet BIG:

  • de kwaliteit van de beroepsuitoefening door individuele beroepsbeoefenaren te bewaken en te bevorderen en 
  • de patiënt te beschermen tegen ondeskundig handelen.

 

De wet BIG is in de plaats gekomen van de oude WUG (Wet Uitoefening Geneeskunst, 1865).
De WUG ging uit van het verbod op onbevoegde uitoefening van de geneeskunst (beroepsbescherming): alleen de arts was bevoegd.
Omdat dit niet meer aansluit bij de hedendaagse praktijk dat er steeds meer (alternatieve) beroepen bij kwamen is de wet BIG ingesteld.
De BIG laat ieder vrij, op een aantal uitzonderingen na. Daarmee zijn de alternatieve behandelaars gelegaliseerd.

De volgende beroepen kennen nadere regels:

-  Artikel 3 - beroepen: 8 beroepen, namelijk

  • arts,

  • tandarts,

  • apotheker,

  • gezondheidspsycholoog,

  • psychotherapeut,

  • fysiotherapeut,

  • verloskundige,

  • verpleegkundige.
     

Geregeld is een register, beroepstitelbescherming, mogelijkheid tot specialisme, omschrijving bevoegdheid en opleidingseisen,

met name genoemde en bij Algemene Maatregel Van Bestuur (AMVB) te beschrijven voorbehouden handelingen, tuchtrecht en

medisch toezicht (onbekwaamheid)

 

-  Art 34 - beroepen: dat zijn er op dit moment 14:

  • tandprotheticus,

  • apothekersassistent,

  • diëtist,

  • ergotherapeut,

  • logopedist,

  • mondhygiënist,

  • oefentherapeut,

  • orthoptist,

  • podotherapeut,

  • radiodiagnostisch laborant,

  • radiotherapeutisch laborant,

  • verzorgende,

  • optometrist

  • en sinds kort de huidtherapeut.

Dit zijn beroepen waarvoor alleen opleidingstitelbescherming van toepassing is. Bij AMVB worden deze beroepen geregeld of

aangewezen en wordt het deskundigheidsgebied omschreven.

Er is dus geen wettelijk register, tuchtrecht enz.

Voor beide beroepsgroepen geldt bovendien het zogenaamde kwaliteitsartikel. Dit eist dat de betrokkene “zijn beroepsuitoefening op zodanige wijze organiseert en zich zodanig voorziet van materieel, dat een en ander leidt of redelijkerwijze moet leiden tot verantwoorde zorg.
(Dit) omvat mede de systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van zorg
.”

Uit het sindsdien gevoerde beleid (o.a. de KZI, Kwaliteitswet Zorg Instellingen) blijkt dat het niet alleen gaat om de organisatie van de zorg, maar ook om de inhoud.

Voor de alternatieven zijn er geen nadere regels. Wel vallen zij onder de algemene bepalingen:

  • Geen schade toebrengen aan de patiënt (uit de jurisprudentie blijkt dat dit in ieder geval inhoudt: niet afhouden van een reguliere behandeling)

  • De strafbepalingen bij overtredingen

Bovendien is in 2002 een aparte Voorlopige Maatregel van kracht geworden naar aanleiding van beschuldigingen dat alternatieve behandelaars de dood van enkele patiënten op hun geweten hadden.

Daarin is geregeld dat de Officier van Justitie of de rechter die bezig is met een zaak tegen een behandelaar, deze kan bevelen zich van bepaalde handelingen te onthouden zolang de rechtszaak nog niet is begonnen ‘indien tegen de verdachte ernstige bezwaren zijn gerezen en de bescherming van de volksgezondheid dat dringend vordert’.
Hoewel het er niet letterlijk staat, wordt hierbij gedacht aan alternatieve behandelaars, omdat daar geen ander vangnet voor is.

 

Hoewel de alternatieve behandelwijzen dus niet verder gereguleerd zijn, is er een maatschappelijke opvatting ontstaan dat zij geacht worden volgens de geest van de wet te werken, en dus ook te doen aan kwaliteitszorg.