Definitie (ARIA(1)):
Allergisch Rhinitis (AR) is klinisch gedefinieerd als een symptomatische aandoening van de neus geïnduceerd na allergenen blootstelling, door een IgE gemediëerde ontstekingsmechanisme van de neus membranen.
Hoofd symptomen zijn:
Relatie AR --> Allergisch Conjunctivitis
Comorbiditeit AR --> Sinusitis
Relatie AR --> Astma
Classificatie van Allergisch Rhinitis:
Intermitterend (seizoengebonden- acuut - soms)
soms optredende symptomen duren < vier dagen per week of ≤ vier weken.
Persistent (hele jaar door - chronisch - lang aanhoudend)
Symptomen duren > vier dagen per week en > vier weken.
Nieuwe classificatie van Allergisch Rhinitis: Ernst - ARIA(1)
Mild
Gematigd - Ernstig
Differentiële diagnose van Allergisch Rhinitis:
Om de diagnose AR te kunnen stellen zal er door de arts bekeken moeten worden of er geen andere oorzaak voor de klachten is en geanalyseerd moeten worden welke de daadwerkelijke oorzaak(aken) aan
de klachten ten grondslag ligt. Er wordt o.a. gekeken naar de volgende aspecten:
Globaal belangrijke allergenen voor Allergisch Rhinitis:
Essentieel bij de diagnose van Allergisch Rhinitis:
Gedetailleerde persoonlijke en familie allergie historie
Intranasaal onderzoek– anterieur rhinoscopie
Historie van oogsymptomen
Allergie huidonderzoek uitgevoerd door een allergoloog / allergiespecialist, bij voorbeeld huid prik test en/of Onderzoek naar IgE specifiek allergeen antilichaam in het bloed (sIgE (voorheen RAST genoemd)
Huidpriktest
Aanvullend onderzoek:
Nasaal endoscopie
Nasaal secreties/schraapsels voor cytologie (wordt zelden uitgevoerd)
Nasaal provocatie test met allergeen, inclusief rhinomanometrie
CT scan
Sterke associatie (>50%) tussen sinusitis en allergisch Rhinitis bij kinderen en volwassenen
Wanneer sinusitis historie aanwezig is – koorts, hoofdpijn, aangezichtspijn, snot, hoesten en vermoeidheid – overweeg een CT scan van de sinussen
Aanbevolen aanvullend onderzoek:
Astma historie
onderzoek van de borst
Longfunctie voor en na bronchodilators
Onderzoeken voor niet-specifieke bronchiale hyperreactiviteit
Ondersteunende Pathologie bij Allergisch Rhinitis en niet-allergisch Rhinitis:
Ongeveer 40% van de patiënten hebben een zuivere allergische Rhinitis
Ongeveer 25% hebben een zuivere niet-allergische Rhinitis
Ongeveer 35% hebben een gecombineerde Rhinitis - een menging van beide
aandoeningen
Epidemiologie van Allergisch Rhinitis:
Kinderen
Prevalentie van rhinitis symptomen, International Study of Asthma and
Allergies in Childhood Asher et al, 1995 (ISAAC Study):
tussen 0.8% en 14.95% bij 6-7 jaar oude kinderen;
tussen 1.4% en 39.7% bij 13-14 jaar oude kinderen
Lage prevalentie: Indonesië, Georgië, Griekenland
Hoge prevalentie: Australië, UK en Latijns-Amerika
Volwassenen
er is geen equivalent van de ISAAC study
Nationale onderzoeken laten prevalentie variaties zien tussen 5.9% (Frankrijk) en 29% (United Kingdom), gemiddeld 16%
Persistent (aanhoudend niet seizoengebonden) rhinitis is meer algemeen bij volwassenen dan bij kinderen
Uitingen en symptomen van Rhinitis vs. sinusitis:
|
Rhinitis |
sinusitis |
Verstopping (Congestie) |
++++ |
++++ |
Niezen |
+++ |
+ |
Jeuk |
+++ |
- |
Neusloop-helder |
++++ |
+ |
Neusloop-purulent |
+ |
++++ |
Postnasaal druipen |
+ of ++ |
++++ |
Hoofdpijn |
+ |
+++ |
Druk op het gezicht |
+ |
++ of ++++ |
Anosmia, Hyposmia |
+ of ++ |
+++ of ++++ |
Hoesten |
+ |
+++ |
Keel schrapen |
+ |
+++ |
Koorts |
- of + |
++ |
Meer over Immunopathologie van Allergisch Rhinitis?
Referenties
1. Allergic Rhinitis and Its Impact on Asthma (ARIA): JACI 2001:56: 813-824
2. Contemporary Approaches to Ocular Allergy Management: American College of Allergy, Asthma and Immunology, 1998.
3. Consensus Statement on the Treatment of Allergic Rhinitis. Allergy 2000: 55: 116-134
4. World Allergy Forum program series: WAO 2000-2003