Allergisch Rhinitis dl.1

Definitie (ARIA(1)):

Allergisch Rhinitis (AR) is klinisch gedefinieerd als een symptomatische aandoening van de neus geïnduceerd na allergenen blootstelling, door een IgE gemediëerde ontstekingsmechanisme van de neus membranen.


Hoofd symptomen zijn:

  • Lopende neus
  • Verstopping van de neus
  • Jeukende neus
  • Niezen


Relatie AR --> Allergisch Conjunctivitis

  • 42% van de patiënten met Allergisch Rhinitis ervaren symptomen van allergisch conjunctivitis.
  • Allergisch Conjunctivitis is een typisch uiting van de patiënt met intermitterende symptomen ten gevolge van seizoensgebonden pollen.

 

Comorbiditeit AR --> Sinusitis

  • Er is een sterke associatie (>50%) tussen sinusitis en allergisch Rhinitis bij kinderen en volwassenen.
  • Otitis media is een veel voorkomende comorbiditeit.

 

Relatie AR --> Astma

  • De meeste patiënten met allergisch en niet-allergisch astma hebben Rhinitis.
  • Veel patiënten met Rhinitis hebben astma.
  • Allergisch Rhinitis wordt geassocieerd met en is in de basis ook een risicofactor voor astma.
  • Veel patiënten met allergisch Rhinitis hebben verhoogde niet-specifieke bronchiale hyper reactiviteit.

 

Classificatie van Allergisch Rhinitis:

Intermitterend (seizoengebonden- acuut - soms) 

soms optredende symptomen duren < vier dagen per week of ≤ vier weken.

 

Persistent (hele jaar door  - chronisch - lang aanhoudend)

Symptomen duren > vier dagen per week en > vier weken.

 

Nieuwe classificatie van Allergisch Rhinitis: Ernst - ARIA(1)

Mild

    • Normaal kunnen slapen
    • Normale dagelijkse activiteiten, sport, ontspanning kunnen uitvoeren
    • Normaal kunnen werken en naar school gaan
    • Geen problematische symptomen

 

Gematigd - Ernstig

    • Abnormale slaap
    • Niet (volledig) de dagelijkse activiteiten, sport of ontspanning kunnen uitvoeren
    • Veroorzaakt problemen op het werk of op school
    • last hebben van de symptomen

 

Differentiële diagnose van Allergisch Rhinitis:

Om de diagnose AR te kunnen stellen zal er door de arts bekeken moeten worden of er geen andere oorzaak voor de klachten is en geanalyseerd moeten worden welke de daadwerkelijke oorzaak(aken) aan de klachten ten grondslag ligt. Er wordt o.a. gekeken naar de volgende aspecten:

  • Is de patiënt allergisch
  • kan het een infectie zijn: Viraal, bacterieel, schimmels
  • Kan het niet-infectueus zijn: niet-allergisch Rhinitis
  • Kan het medicijn geïnduceerd zijn: Aspirine, andere medicatie
  • Kan het beroepsmatig zijn: Dit kan zowel een allergische als niet-allergische oorzaak hebben
  • Kan het hormonaal zijn: Puberteit, menstruatie, endocriene aandoening
  • Of kan het een andere oorzaak hebben: voedsel, irriterende chemische stoffen, emotie, Niet-Allergische Rhinitis met Eosinophylia Syndroom (NARES), gastro-oesophageal reflux, atrofisch
  • Vasomotorische Rhinitis - aanhoudend niet-allergische Rhinitis; vasculair en/of neurologisch disfunctie van het neusslijmvlies
    • Vrouwen(90%), 40-60 jaar
    • Nasale verstopping en postnasaal druipen als reactie op verandering van temperatuur, vochtigheid, barometrische druk, geuren zoals parfum, sigarettenrook, verf en ammonia, emotionele stress.
  • Poliepen
  • Slijmvliesaandoening
  • Cerebrospinal Rhinnorrhea
  • Tumoren - Goedaardig, kwaadaardig
  • Mechanisch- Anatomische abnormaliteiten

 

Globaal belangrijke allergenen voor Allergisch Rhinitis:

Essentieel bij de diagnose van Allergisch Rhinitis:

  • Gedetailleerde persoonlijke en familie allergie historie

  • Intranasaal onderzoek– anterieur rhinoscopie

  • Historie van oogsymptomen

  • Allergie huidonderzoek uitgevoerd door een allergoloog / allergiespecialist, bij voorbeeld huid prik test en/of Onderzoek naar IgE specifiek allergeen antilichaam in het bloed (sIgE (voorheen RAST genoemd)

 

Huidpriktest



Aanvullend onderzoek:

  • Nasaal endoscopie

  • Nasaal secreties/schraapsels voor cytologie (wordt zelden uitgevoerd)

  • Nasaal provocatie test met allergeen, inclusief rhinomanometrie

  • CT scan

  • Sterke associatie (>50%) tussen sinusitis en allergisch Rhinitis bij kinderen en volwassenen

  • Wanneer sinusitis historie aanwezig is – koorts, hoofdpijn, aangezichtspijn, snot, hoesten en vermoeidheid – overweeg een CT scan van de sinussen

Aanbevolen aanvullend onderzoek:

  • Astma historie

  • onderzoek van de borst

  • Longfunctie voor en na bronchodilators

  • Onderzoeken voor niet-specifieke bronchiale hyperreactiviteit
     

Ondersteunende Pathologie bij Allergisch Rhinitis en niet-allergisch Rhinitis:

  • Ongeveer 40% van de patiënten hebben een zuivere allergische Rhinitis

  • Ongeveer 25% hebben een zuivere niet-allergische Rhinitis

  • Ongeveer 35% hebben een gecombineerde Rhinitis - een menging van beide aandoeningen
     

Epidemiologie van Allergisch Rhinitis:

  • Kinderen

    • Prevalentie van rhinitis symptomen, International Study of Asthma and Allergies in Childhood Asher et al, 1995 (ISAAC Study):
      tussen 0.8% en 14.95% bij 6-7 jaar oude kinderen;
      tussen 1.4% en 39.7% bij 13-14 jaar oude kinderen

    • Lage prevalentie: Indonesië, Georgië, Griekenland

    • Hoge prevalentie: Australië, UK en Latijns-Amerika
       

  • Volwassenen

    • er is geen equivalent van de ISAAC study

    • Nationale onderzoeken laten prevalentie variaties zien tussen 5.9% (Frankrijk) en 29% (United Kingdom), gemiddeld 16%

    • Persistent (aanhoudend niet seizoengebonden) rhinitis is meer algemeen bij volwassenen dan bij kinderen

 

Uitingen en symptomen van Rhinitis vs. sinusitis:

 

 

Rhinitis

                 sinusitis

Verstopping (Congestie)

++++

++++

Niezen

+++

+

Jeuk

+++

-

Neusloop-helder

++++

+

Neusloop-purulent

+

++++

Postnasaal druipen

+ of ++

++++

Hoofdpijn

+

+++

Druk op het gezicht

+

++ of ++++

Anosmia, Hyposmia

+ of ++

+++ of ++++

Hoesten

+

+++

Keel schrapen

+

+++

Koorts

- of +

++

 

Meer over Immunopathologie van Allergisch Rhinitis?

Referenties

 

1.  Allergic Rhinitis and Its Impact on Asthma (ARIA): JACI 2001:56: 813-824
2. Contemporary Approaches to Ocular Allergy Management: American College of Allergy, Asthma and Immunology, 1998.
3. Consensus Statement on the Treatment of Allergic Rhinitis. Allergy 2000: 55: 116-134
4. World Allergy Forum program series: WAO 2000-2003